Aardappel-uitdagingen in Perzië
De aardappel wint sterk aan populariteit in Iran. Sinds de jaren zeventig is de aardappelindustrie aan een flinke opmars bezig. De knol – in het Perzisch ‘sibzamini’ geheten (appel van de aarde) – vindt steeds meer ingang in het Iraanse culinaire gebeuren naast rijst en tarwe, en in de fastfoodketens. De recente groei in de regionale export en industriële verwerking doet de vraag naar kwaliteitsaardappelen sterk toenemen.
In 2016 produceerden Iraanse boeren zo’n 5.5 miljoen ton op een areaal van 160 - 170.000 hectare, waarvan 77% bestemd voor consumptie en export, 10% voor pootgoed en 13% voor industriële verwerking. Ter vergelijking, Nederlandse boeren produceerden zo’n 8 miljoen ton op een areaal van circa 175.000 hectare, waarvan 50% voor industriële verwerking. De opmerkelijke groei in de Iraanse aardappelsector is mede te danken aan tientallen jaren van import van Nederlands kwaliteitspootgoed, gepaard met voortschrijdende mechanisatie, technologische innovatie en kennisuitwisseling, veel ook met Nederland.
Goede reputatie
De Nederlandse aardappelindustrie heeft een goede reputatie in Iran. Jaarlijks reist onder leiding van de Union of Seed Potato Producers in Iran (USPPI) een delegatie af naar Nederland om poolshoogte te nemen van de laatste stand van zaken rond aardappelrassen, teeltmethoden, opslag en verwerkingstechnologie. Tegenwoordig is de aardappel terug te vinden in vrijwel alle provincies van Iran. De belangrijkste productiegebieden zijn rond de Kaspische zee, met Ardebil en Khoresan als uitschieters, en in Centraal-Iran in Hamadan en Isfahan. Hier wordt ruim 60% van de productie behaald en zijn veel grote aardappelboeren te vinden met een areaal van 25 hectare of meer. In de winter worden aardappelen op beperkte schaal geproduceerd in het woestijnachtige zuiden, zoals Baluchistan, Jiroft, Bandar Abbas en Khuzestan.
Een recente studie uitgevoerd door Wageningen University & Research bevestigt de opmars van de aardappel in Iran, maar geeft ook aan dat de aardappel-waardeketen in Iran nog verre van optimaal is. Een marktgerichte aanvoer van kwaliteitsaardappelen ontbreekt. Vooral de opkomende verwerkingsindustrie heeft hier hinder van. In de woorden van de onderminister van Landbouw Mr. Keshawarz:
“Het gaat niet alleen om opbrengst, maar ook om kwaliteit. Voor de overheid is voedselzekerheid, en het waterbesparend en klimaatbestendig vermogen van aardappelen een belangrijke reden om in de sector te investeren”.
Aardappelpootgoed
Jaarlijks wordt basispootgoed van klasse S of SE geïmporteerd en lokaal vermenigvuldigd tot klasse E of A. Op de Iraanse rassenlijst staan tientallen rassen, maar slechts enkele zijn populair waaronder Agria, Banba, en Jelly. De import van pootgoed is gelimiteerd tot 1.000 ton per jaar, waarvan 90% uit Nederland. De USPPI importeert het pootgoed en zorgt voor de distributie naar de circa 100 aangesloten leden. Er zijn ook bedrijven die een licentie hebben om rechtstreeks pootgoed te importeren.
Daarnaast hebben enkele Iraanse bedrijven, in Isfahan en Mashhad, een licentie om miniknollen op commerciële schaal te produceren en als klasse S te vermarkten. Basismateriaal wordt geleverd door het SPCRI (Seed and Plant Certification and Variety Registristration Institute), onderdeel van het ministerie van Landbouw. In totaal produceren deze bedrijven circa 10 miljoen tubers van klasse S. Hoewel dit voldoende gecertificeerd pootgoed zou moeten opleveren, worden nog veel ondermaatse consumptieaardappelen als ongecertificeerd en goedkoop pootgoed verhandeld. Cijfers zijn echter niet voorhanden.
Kwekersrecht
Er is een grote behoefte aan betere aardappelrassen. Iran kent een eigen kwekersrechtsysteem dat voorziet in DUS-testen en afdracht van royalties aan Iraanse kwekers, maar mist het solide karakter en toezicht van een internationaal systeem zoals UPOV (Union for the Protection of Varieties). Iran heeft bij monde van het ministerie van Landbouw aangegeven het UPOV-lidmaatschap te ambiëren en heeft inmiddels het proces in gang gezet. Hiervoor moet wel de uit 2003 stammende zaadwetgeving aangepast worden, een proces dat naar schatting nog wel twee jaar zal duren.
De ontwikkeling rond het UPOV-lidmaatschap wordt nauw gadeslagen door de Nederlandse pootgoedbedrijven. Vooruitlopend hierop hebben deze reeds tientallen rassen bij het SPCRCI aangeleverd voor VCU-beproeving (Value for Cultivation and Use).
Na-oogstverliezen
De verliezen in de Iraanse aardappelketen kunnen behoorlijk oplopen; volgens een ruwe schatting tot wel 45%. Oorzaken hiervoor zijn te vinden in de geringe kennis bij de boeren over de aardappelteelt en marktwerking, verouderde machines voor grondbewerking en oogst, en in veel gevallen gebrekkige bewaringstechnologie. Ongeveer 50% van teelt is volledig gemechaniseerd, 90% wordt machinaal gerooid.
Een goed voorbeeld van problemen met grondbewerking is te vinden in Hamadan. De zware kleigrond en droge nazomer geven harde kluiten die bij het ploegen in de herfst onvoldoende worden aangepakt. Hierdoor ontstaat een slechte bodemstructuur die in het voorjaar de uitloop en groei van de knollen beperkt en ook de machinale oogst bemoeilijkt. De aardappelen raken hierdoor vaak ernstig beschadigd, zo treedt er al tijdens de teelt veel kwaliteitsverlies op. Ardebil schijnt verder problemen te hebben met cutworms en Hamadan met aaltjes als gevolg van beperkte of ontbrekende gewasrotatie.
Een groot probleem is de opslag van aardappelen. Hoewel de toepassing van moderne koelhuizen in Iran toeneemt, worden veel aardappelen nog op traditionele wijze onder de grond of in ongekoelde opslag bewaard. Waar moderne koelhuizen voorhanden zijn, worden aardappelen in plastic zakken opgeslagen, waardoor er geen goede ventilatie kan plaatsvinden en dat leidt tot rot. Goede kiemremmingsmiddelen zijn niet voorhanden, waardoor de aardappelen vaak op een te lage temperatuur worden bewaard met kwaliteitsverlies als gevolg in de verdere schakels van de keten, met name bij de verwerking tot frites en chips (bruinverkleuring door te hoog suikergehalte). Bovendien worden koelhuiseigenaars betaald per zak aardappelen en niet voor kwaliteit. Er is veel gebrek aan kennis van koeltechnologie.
Verwerkingsindustrie
Een ander serieus probleem is dat de boeren niet produceren voor een specifieke gebruikersmarkt. Bij de teelt wordt geen onderscheid gemaakt tussen consumptieaardappelen, verwerking tot frites, chips of zetmeel. De verwerkingsindustrie staat aan het begin van een sterke marktgroei. Problemen in de kwaliteit en de aanvoer van aardappelen belemmeren vooralsnog de verdere ontwikkeling van de circa vijf tot tien kleine en middelgrote verwerkingsfabrieken in Iran. Aan de ene kant heeft de verwerkingsindustrie nieuwe variëteiten nodig, anderzijds vraagt de industrie grote volumes van een uniforme goede kwaliteit om de kosten laag te houden en de tijd om de verwerkingslijn te resetten zo beperkt mogelijk te houden. Ook is de prijsvorming op de aardappelmarkt niet optimaal, contractteelt en/of uitbetaling naar kwaliteit worden nog nauwelijks toegepast.
Ambities
Vooral de Iraanse verwerkingsindustrie heeft de potentie om de aardappelsector in Iran te veranderen van een productiegestuurde (push) naar een vraaggestuurde (pull) markt. Ketensamenwerking is hiervoor essentieel. Tijdens een in november 2017 gehouden seminar en rondetafelconferentie, georganiseerd door de Nederlandse Ambassade, USPPI en Wageningen University & Research, werd deze ambitie door vertegenwoordigers uit de Nederlandse en Iraanse aardappelketen nog eens stevig op de kaart gezet. Een samenwerkingsverband tussen Nederland en Iran zou via demonstratie en modelsystemen moeten leiden tot meer vraagsturing en transparantie in de aardappelketen, van rasontwikkeling, aardappelteelt tot gespecialiseerde aardappelverwerking, waarbij de overheid een cruciale rol speelt als katalysator.
Landbouwraad Iran
Maart 2018