Franse economische landbouwcijfers 2019 en 2020
De Franse nationale Landbouwrekenkamer kwam op 16 december 2020 bijeen om de economische gegevens voor 2019 en 2020 te analyseren: de gedetailleerde resultaten van landbouwbedrijven in 2019; de conjunctuur in 2020 en een, nog voorlopige, balans voor het jaar 2020.
2019: ontwikkelingen in resultaten laten grote verschillen tussen landbouwbedrijven zien
Volgens de waarnemingen van het Agricultural Accounting Information Network (RICA) bedroeg het bruto-exploitatieoverschot (EBE) per onbetaalde werknemer van "middelgrote en grote" landbouwbedrijven op het vasteland van Frankrijk in 2019 gemiddeld 54.720 euro, wat neerkomt op een daling van 1,4% in vergelijking met 2018. Rekening houdend met financiële lasten en afschrijvingen, bedroeg het lopende inkomen vóór belastingen (RCAI) per niet-betaalde werknemer 29.760 € gemiddeld, dat is 2,4% minder dan in 2018.
Voor het jaar 2019 ziet men uiteenlopende resultaten, afhankelijk van geproduceerd gewastype:
- Een stijging bij “overige” akkerbouwgewassen, bij groenteteelt en bij sierteelt tuinbouw;
- Een daling in de resultaten bij de productie van granen, oliehoudende gewassen en in de wijnbouw.
Voor landbouwbedrijven die gespecialiseerd zijn in granen en oliehoudende gewassen, resulteerde de vergroting van areaal en toenemend rendement in aanzienlijk grotere oogstopbrengsten. Echter, dit had geen weerslag op de productiewaarde die, als gevolg van de prijzen die lager waren dan in 2018, met 2,4% daalde. Door stijgende externe lasten bedroeg de EBE per niet-betaalde werknemer € 43.740, een daling van 6% in vergelijking tot 2018.
Voor de wijnbouw had de meteorologische context een ongunstig effect op de wijnproductie en waren wijnprijzen lager dan in 2018. EBE per onbezoldigde werknemer daalde naar € 66.360, vergeleken met € 84.200 in 2018.
Qua veeteelt werden de veranderingen ook gedifferentieerd per productietype:
- Terwijl de resultaten stegen voor zuivelproducenten (+ 9%),
- verslechterden ze voor rundvleesproducenten (- 1,4%), die geconfronteerd werden met de daling van de vleesconsumptie en de toename van de invoer.
- De zeer forse stijging van de varkensprijzen (+ 20,9%), als gevolg van de verspreiding van Afrikaanse varkenspest in Azië, gecombineerd met een toename van de geproduceerde hoeveelheden (+ 4,1%), droeg bij aan een duidelijke stijging van EBE per niet-betaalde werknemer, die € 132.230 bedroeg (vergeleken met € 60.200 in 2018).
Aanzienlijke ongelijkheden
Over het algemeen vertonen de resultaten van landbouwbedrijven aanzienlijke ongelijkheden.
In 2019 had een kwart van de landbouwbedrijven een EBE per onbezoldigde werknemer van minder dan € 23.320, terwijl deze voor een ander kwart hoger was dan € 70.580. Algemeen beschouwd hadden 4,5% van de landbouwbedrijven een negatieve EBE.
Net als in voorgaande jaren werden de kleinste verschillen waargenomen binnen bedrijven met herkauwers. Omgekeerd bereikten de verschillen qua resultaten tussen varkensbedrijven in 2019 een recordniveau, met een kloof van € 177.300 tussen respectievelijk het kwart van de bedrijven met de laagste resultaten en het bovenste kwart.
Naast deze grote verschillen per productietype van de landbouwbedrijven, leidde de gemiddelde daling van de economische resultaten tot een afname van de beschikbare middelen met 3,6% in vergelijking met 2018; en tot een lichte daling van de investeringen (-0,2%). Maar, ondanks deze context, zet de trend van schuldvermindering voor landbouwstructuren door (-1 punt in vergelijking met 2018 voor een schuldgraad van 41% in 2019).
2020: impact weersomstandigheden en coronacrisis
Moeilijke weersomstandigheden voor granen en de coronacrisis zorgden voor verdere nominale daling van de productie in 2020.
Als essentiële activiteit werd de landbouw over het algemeen minder getroffen door de coronacrisis dan andere economische activiteiten, ook al was er wel degelijk een impact op de productieomstandigheden binnen de sectoren. Behalve op de groentensector heeft de lockdown gedurende de lente de productieketens nauwelijks gestoord; terwijl er natuurlijk wel invloed was qua consumptie. Ondanks een gedeeltelijke verschuiving van consumptie buitenshuis naar consumptie thuis, daalde de totale consumptie met name in de eerste negen maanden van het jaar.
De weersomstandigheden waren de dominante factor in de daling van de gewasproductie, met name die van granen (–12,1%). De graanproductie leed onder de droogte en daalde sterk in volume (–18,7%, na + 14,2%). Gesteund door de sterke internationale vraag naar Franse productie, herstelden de prijzen zich (+ 8,1%, na –12,2%). Na twee jaar van zeer sterke variaties, varieerde de totale wijnproductie nauwelijks in volume (+ 0,2%). De fruitproductie nam in waarde toe (+ 2,5%, na + 0,9%) door het sterke prijsherstel (+ 13,0% na -3,5%), terwijl de volumes daalden (-9,3% na + 4,5%). De productie van oliehoudende zaden steeg in waarde (+ 10,2%) onder invloed van stijging van volumes en, nog sterkere, stijging van prijzen.
Ook de waarde van de dierlijke productie daalde, zij het in een meer gematigd tempo: de toename van de volumes compenseerde de daling van de prijzen echter niet volledig. De daling van de prijzen van vee en melk verklaart de krimp. In tegenstelling tot de twee voorgaande jaren bleef de variatie in de varkensprijs beperkt (- 4,0%).
Ontwikkelingen landbouwproductie en resultaat
In deze context voorzien de voorlopige berekeningen van het Franse instituut voor statistieken INSEE voor het jaar 2020 een daling van de landbouwproductie met 2,1% in waarde (na -1,6% in 2019). De productie zou terug moeten vallen in volume (–2,6%) en zou slechts gedeeltelijk worden gecompenseerd door de prijsstijging (+ 0,5%). De gezondheidssituatie aan het einde van het jaar zou deze achteruitgang echter kunnen versterken.
Tegelijkertijd veranderden de landbouwlasten weinig (+ 0,3%), terwijl de prijzen relatief stabiel bleven. De productiedaling zou leiden tot een afname van de toegevoegde waarde van de agrarische branche (–5,4%, net als in 2019).
Zodra de exploitatiesubsidies en de ontwikkelingstendens van de werkgelegenheid in de landbouw in aanmerking worden genomen, zou de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten, die het factorinkomen van de landbouwsector meet, per werknemer reëel afnemen met 6,5% in 2020, na -4,3% in 2019.
Na aftrek van huurlasten, bezoldigingen en rentebetalingen zou het brutoresultaat van de landbouwtak per onbezoldigde werknemer reëel met 8,5% afnemen, na -4,7% in 2019.
Meer informatie
Alle documenten die tijdens de Landbouwrekeningencommissie van 16 december 2020 zijn gepresenteerd en de bijbehorende publicaties zijn beschikbaar op de Agreste-website, op deze webpagina