Mondiale groei veevoerbedrijf De Heus

Diervoederproducent De Heus nam dit jaar fabrieken over in Brazilië, Indonesië, Spanje en Polen. Toch spreekt Group Director Marketing & Communicatie Joost Belt niet van een uitzonderlijk jaar. De gerealiseerde omzet buiten Nederland stijgt jaar in, jaar uit. Die in Nederland trouwens ook, maar minder hard. “Wees niet bezorgd, Nederland is en blijft onze thuismarkt.”

De Heus is qua marktaandeel een van de drie grote diervoederproducenten in Nederland. De andere twee zijn Agrifirm en ForFarmers. De afgelopen 20 jaar is De Heus hard gegroeid. Het betrof hier autonome groei in het binnenland, maar ook een sterke internationale expansie lag hieraan ten grondslag.

Joost Belt
Beeld: ©De Heus
Joost Belt

Toonaangevende speler

De Heus richt zich, naast Europa, ook op groei in Zuidoost-Azië, Afrika en Zuid-Amerika. De overnames eerder dit jaar getuigen daarvan. In Europa werden bedrijven overgenomen in Spanje en Polen, daarbuiten in Indonesië en Brazilië. Ook in de twee laatste landen wil De Heus een toonaangevende speler worden.

In hoog tempo neemt het familiebedrijf wereldwijd niet alleen veevoerbedrijven over, maar worden ook eigen fabrieken gebouwd. Dat laatste gebeurt op dit moment bijvoorbeeld in Ghana waar De Heus pluimvee- en visvoer gaat produceren. LNV-minister Carola Schouten was erbij toen de eerste paal werd geslagen. Ook in Cambodja opent De Heus in de loop van dit jaar een eigen fabriek.

Wortels in Nederland

Wie mocht denken dat De Heus zich langzaam maar zeker terugtrekt uit Nederland heeft het volgens Joost Belt mis. “In dit land liggen onze wortels en dat blijft zo. Sterker nog, Nederland is een belangrijk land voor kennisontwikkeling over diervoeders.Niet voor niets is Nederland internationaal een belangrijk gidsland op het gebied van veehouderij Dat lukt alleen als de veehouderijsector in Nederland in stand blijft. Als familiebedrijf, waarin inmiddels de vierde generatie aan het roer staat, vinden we het belangrijk om de impact van ons handelen op het milieu voortdurend verder te verlagen. De resultaten van ons praktijkonderzoek gebruiken wij bijvoorbeeld voor verdergaande verbeteringen aan onze diervoeders waarmee wij bijvoorbeeld de CO2- en stikstofuitstoot kunnen verlagen. Wij verspreiden veel kennis en ervaring, waarmee wij veehouders ondersteunen om hun bedrijf verder te professionaliseren en daarmee ook efficiënter leren omgaan met grondstoffen.”

Tilapiakwekerij
Beeld: ©De Heus
Tilapiakwekerij

Groeiende vraag naar dierlijke eiwitten

Polen was rond de eeuwwisseling het eerste land waar De Heus buiten Nederland diervoeders ging produceren. Het land kwam los van Rusland en ontwikkelde zich snel. De welvaart nam toe, de inkomens stegen en de omvang van de bevolking in de grote steden groeide snel. Belt: “Onze analyse was: de vraag naar dierlijke eiwitten gaat in Polen stijgen en dus moet de veehouderij opschalen. Als veevoerbedrijf kunnen we aan die ontwikkeling een bijdrage leveren. Dat hebben we afgelopen decennia bewezen. Inmiddels wordt 16% van onze wereldwijde omzet in Polen gerealiseerd. Met de recente overname van een Pools mengvoerbedrijf kunnen we onze positie verder verbeteren.”

Van Indonesië naar Myanmar en Cambodja

De aanwezigheid van De Heus in Zuidoost-Azië is van recenter datum. Ook hier zag de onderneming groeikansen in de dierhouderij, vooral in de pluimvee- en varkenshouderij en de laatste jaren ook in de vishouderij. In 2009 werd in Vietnam een klein veevoerbedrijf overgenomen, een netwerk in de sector opgebouwd en vervolgens een aantal eigen fabrieken gebouwd.

Vanuit Vietnam werd jarenlang veevoer geëxporteerd naar Myanmar. Toen daar een stevige positie was opgebouwd, werd gestart met de bouw van eigen fabrieken. Daarvan zijn er op dit moment drie.

Vanuit Vietnam is dezelfde strategie uitgevoerd richting Cambodja. De Heus bouwt dit jaar een eigen fabriek in het land. Belt: “In Afrika en Zuid-Amerika zijn we op dezelfde wijze actief. Onze inschatting van de welvaartsontwikkeling en de bijbehorende groei van de vraag naar dierlijke eiwitten zijn belangrijke indicatoren  voor de vraag in welke landen wij extra energie steken.”

Aquacultuur heeft perspectief

De groeistrategie van het bedrijf kent vier pijlers: autonome groei, diversificatie naar nieuwe producten zoals premixen, groei in nieuwe diergroepen en geografische spreiding. Als het gaat om diergroepen is op dit moment de pluimveehouderij met 45% van de omzet verreweg de belangrijkste. De omzet van het bedrijf in de visteelt neemt wereldwijd snel toe. Belt: “Dat heeft alles te maken met de voederconversie. In beide sectoren worden voeders erg efficiënt omgezet in eiwit. Daarom zijn kip en vis ook een stuk goedkoper voor de consument dan bijvoorbeeld rundvlees. Beide diersoorten worden daarnaast over de hele wereld gegeten.“

Overnames in 2020

De Heus nam dit jaar de volgende veevoerbedrijven over:

  • Het Braziliaanse bedrijf Cerrado Nutricao Animal
  • De mengvoeractiviteiten van Neovia Indonesia in Indonesië
  • Het Spaanse bedrijf Piensos Muga
  • Het Poolse Golpasz

Van plantaardig naar dierlijk eiwit    

De transitie van consumptie van dierlijk naar plantaardig eiwit, een speerpunt van de Nederlandse overheid, is voor De Heus geen schrikbeeld. “Daar sluiten we onze ogen niet voor, tegelijkertijd zien we deze beweging niet in vleesconsumptie terug. Het is voor ons juist reden om nog actiever te werken aan de verlaging van de impact van de dierhouderij op het milieu. Mede door aanpassing van de samenstelling van krachtvoer en verbetering van de voederconversie, maar zeker ook door de inspanningen van de Nederlandse boeren is de veehouderijketen erin geslaagd de uitstoot van stikstof en CO2 per kilo vlees vergaand te verlagen. Onze onderzoekers gaan daar mee door.”

De consumptie van dierlijke eiwitten zal volgens Belt in grote delen van de wereld stijgen. “Je ziet hetzelfde met de verkoop van auto’s. In Azië kunnen veel mensen nu eindelijk een auto kopen. Je kunt dat verbieden, maar je kunt er ook voor zorgen dat er auto’s op de markt komen die minder milieu-impact hebben. Dat laatste doen wij in de veehouderij met onze voeders.”