‘Agroketens in Servië en Hongarije willen graag samenwerken’
Landbouwraden en hun teams zijn wereldwijd op de economische afdelingen van 50 Nederlandse ambassades werkzaam en bedienen meer dan 70 landen. Maak kennis met Geert Kits Nieuwenkamp, gestationeerd in Boedapest. Hij is als landbouwraad actief in Hongarije, Oostenrijk, Servië en Montenegro.
Geert Kits Nieuwenkamp is in augustus 2017 begonnen als landbouwraad op de Nederlandse ambassade in de Hongaarse hoofdstad Boedapest. Zijn werkgebied omvat vier landen: Oostenrijk, Hongarije, Servië en het kleinere Montenegro.
Kits Nieuwenkamp heeft Internationale Betrekkingen gestudeerd aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij werkt sinds 2002 bij het ministerie van Economische Zaken en de voorloper LNV. Daar heeft hij zich jarenlang beziggehouden met het gemeenschappelijke Europese landbouw- en visserijbeleid, onder meer vanuit de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU in Brussel.
De afgelopen jaren werkte hij bij de EZ-directie Dierlijke Agroketens en Dierenwelzijn in het team Veterinaire Markttoegang. Hij voerde onderhandelingen over markttoegang, vooral met de autoriteiten in Aziatische landen, waaronder China.
En nu landbouwraad in Boedapest. Een mooie functie?
“Het is een voorrecht om dit te mogen doen. Boedapest is een mooie stad en Hongarije een boeiend land. Als landbouwraad ben ik daarnaast actief voor de belangen van het Nederlandse agrobedrijfsleven in Oostenrijk, Servië en Montenegro. Vier landen met een eigen geschiedenis, agrarische ontwikkeling en politieke dynamiek. Die verschillen maken mijn baan extra uitdagend.
Hongarije en Oostenrijk zijn EU-lidstaten en Servië en Montenegro zijn kandidaat-lidstaten. Hongarije is daarnaast ook lid van de ‘Visegrad Vier’. Samen met Tsjechië, Slowakije en Polen is dit een groep die gemeenschappelijke standpunten vaststelt voor de politieke besluitvorming in Brussel. Als landbouwraad focus ik mij op landbouw in de brede zin van het woord en werk nauw samen met collega’s op de ambassades in de landen waar ik geaccrediteerd ben”.
Hoe staan deze landen er op agrarisch gebied voor?
“De verschillen zijn groot, al zijn er ook overeenkomsten. In Servië en Hongarije is de landbouw een belangrijke economische sector. De akkerbouw is groot in Hongarije en in Vojvodina, de autonome regio in het noorden van Servië, met nadruk op de productie van granen, maïs en zonnebloemen.
In Servië hebben veel economische sectoren nog last van de nasleep van de oorlogen. De primaire producten worden nog slechts in beperkte mate in Servië zelf verwerkt.
Er is geen land in de wereld waar zoveel frambozen worden geteeld als in Servië.
De hele zachtfruitsector heeft daar trouwens veel potentie. In
In Hongarije is ook de wijnbouw is een belangrijke agrarische tak, waar de Hongaren overigens erg trots op zijn.
Oostenrijk is qua landbouw weer totaal anders, waar de bergen letterlijk een stempel op de sector zetten. Dit land legt als het gaat om het GLB traditiegetrouw de nadruk op het plattelandsbeleid (tweede pijler), veel meer dan bijvoorbeeld Nederland, waar de eerste pijler en kennis en innovatie centraal staan. Oostenrijk is komende periode voor mij extra interessant omdat het land in de tweede helft van 2018 voorzitter is van de Europese Unie. In de aanloop naar het voorzitterschap is het belangrijk om de Nederlandse visie goed voor het voetlicht te brengen bij de Oostenrijkse autoriteiten.
Over Montenegro, een land met fascinerende bergen en natuur, kan ik op dit moment weinig zeggen. Daar moet ik mij nog helemaal op oriënteren.”
Wat kunt u betekenen voor het agrobedrijfsleven uit Nederland?
“Net zoals alle andere landbouwraden ga ik op zoek naar kansen voor Nederlandse agrarische bedrijven. Interessant is mogelijk de zachtfruitsector in Servië. Ik wil helder krijgen aan welke kennis en technologie mogelijk behoefte is in deze keten. Om vervolgens partijen en bedrijven uit Nederland en Servië met elkaar in contact te brengen.
Er is veel animo in Servië om samen te werken met partijen uit de Nederlandse agroketen. In de zuivelsector zijn afgelopen jaren al succesvolle samenwerkingsverbanden ontstaan. Dat biedt perspectief voor andere ketens.
Voor Hongarije geldt hetzelfde. Dit land heeft mogelijk behoefte aan Nederlandse agrokennis, bijvoorbeeld op het gebied van watermanagement. De Hongaarse zomers worden heter, droger en langer. Efficiënt omgaan met het beschikbare water wordt steeds belangrijker. Op dat terrein loopt Nederland voorop in de wereld.
Overigens zijn al veel Nederlandse agrobedrijven actief in mijn werkgebied. Enkele Nederlandse boeren hebben zich gevestigd in Hongarije, FrieslandCampina heeft hier een eigen vestiging. Boomkwekerij Fleuren uit Limburg produceert samen met een Servische partner onderstammen van fruitbomen die in Servië zelf maar ook in de landen rondom worden verkocht. Deze joint-venture is erg succesvol.”
De relatie tussen de EU en landen uit centraal Europa zijn wel eens beter geweest. Wat zijn uw verwachtingen voor de komende jaren?
“Het debat over de dubbele voedselstandaarden is een voorbeeld van wat minder soepele relaties binnen de Unie. Een aantal landen uit Centraal-Europa verwijt West-Europese voedselbedrijven dat zij dezelfde producten van een mindere kwaliteit verkopen in Polen, Slowakije en Hongarije, maar daar wel dezelfde prijs voor vragen. Dat geeft spanningen binnen Europa.
Datzelfde geldt voor de Europese begroting. De Brexit leidt tot lagere inkomsten voor Brussel, terwijl landen aan de oostkant van de Unie hun bijdragen uit de EU-kas op peil willen houden. Daar komt ook nog eens de discussie over het nieuwe GLB bij. Helder is dat de politieke verhoudingen binnen de Europese Unie veranderen. In mijn werkgebied gaat het dan vooral om Hongarije. Dat maakt mijn werk als landbouwraad ongelofelijk uitdagend.”
September 2017