Door nertsenvoer in Nederland te kopen bespaart Deense nertsenfokker meer dan €200.000 per jaar

In het Deense landbouwweekblad ‘Landbrugsavisen’ was afgelopen week een special te vinden over de nertsenfokkers in Denemarken. Hun economie staat er op dit moment slecht voor en er zou voor hen veel geld te besparen zijn door het voer voor de nertsen in Nederland te kopen, in plaats van in Denemarken.

Beeld: Renske Nijland

Nertsenfokker Peter Ølgaard bespaart, volgens eigen zeggen, meer dan €800 op voer en €200 op belasting, per dag. Hij is een van de vier nertsenfokkers in Denemarken die zijn nertsenvoer inkoopt in Nederland. Zelfs als er rekening wordt gehouden met het transport van bijna 900 kilometer tussen Nederland en Denemarken wordt er alsnog veel geld bespaard.

Ølgaard zegt dat hij graag Deens voer zou kopen, maar door de dalende prijs voor de pelsen voelt hij zich gedwongen om goedkoper voer voor zijn nertsen te kopen. “Met de huidige prijzen voor pelsen is het een kwestie van overleven geworden”, aldus Ølgaard.

Ter illustratie: vorig jaar kostte het nog €33 om één pels te produceren en kon het vervolgens verkocht worden voor €35. Na de laatste veilingen dit jaar zijn de gemiddelde verkoopprijzen voor een pels gedaald naar rond de €30. Vanwege de lagere verkoopprijzen moeten daarom ook de productieprijzen zakken.

Kostenpost

De prijs voor Deens voer komt neer op €17 per pels, waarmee het de grootste kostenpost is voor een nertsenfokker. Daar kan dus ook de grootste besparing behaald worden. In Nederland is de prijs voor voer die benodigd is om uiteindelijk één pels te produceren ongeveer €11. Dit is €6 per pels minder dan de Deense prijs voor voer. Dit levert voor Ølgaard dan ook een besparing op van meer dan €200.000, voor zijn in totaal 35.000 geproduceerde pelsen per jaar.

Ølgaard is niet bang dat de kwaliteit van het Nederlandse voer lager is ten opzichte van het Deense voer, zelfs wanneer er velen zijn in Denemarken “die buitenlands voedsel met allerlei schrikbeelden negatief proberen af te schilderen.”

Kritiek

Er is echter ook kritiek voor het Nederlandse voer. Volgens Birger Primdahl, directeur van ‘ Dansk Pelsdyrfoder’, een Deense pelsdiervoercoöperatie die volledig in eigendom is van veertien pelsdiervoerproducenten en die gezamenlijk 99% van het pelsdiervoer in Denemarken produceren, zit er minder energie en proteïne in het voer uit Nederland. Hij begrijpt dat het verleidelijk is om Nederlands voer in te kopen wanneer over de besparing wordt gepraat. “Een kroon bespaard is niet hetzelfde als een kroon verdiend”, volgens Primdahl. “Wanneer het voer minder goed is, dan heeft dat gevolgen voor de voedselopname en de lengte en kwaliteit van de pels. Je riskeert op deze manier meer dan dat je bespaart.”

Volgens Primdahl is er een verschil in grondstoffen en daarmee de kwaliteit van het voer. Dit is te zien aan de verkoopcijfers van Deense pelsen. De ‘Kopenhagen Furs’-veilingen van de afgelopen vier jaar laten zien dat Deense pelsen gemiddeld tussen de €7 en €16 meer opleveren dan de buitenlandse pelsen. Dit komt, volgens Primdahl, onder andere door het verschil in voer.

Onderzoek

In het laboratorium van ‘Dansk Pelsdyrfoder’ zijn drie verschillende soorten nertsenvoer getest, twee soorten uit Denemarken en de Nederlandse Promix die nertsenfokker Peter Ølgaard gebruikt. Het resultaat van het onderzoek naar de voedselkwaliteit laat zien dat er tussen de 14 en 21% meer calorieën in de twee Deense soorten voer zit dan in de Nederlandse Promix.

Primdahl: “Dit betekent dat er tussen de 6 en 10 kilogram meer voer per nerts nodig is. Dit kost tussen de €1,60 en €2,70, wat van de besparing afgetrokken moet worden.”

Wat ook uit het onderzoek bleek is dat er meer proteïne in het Deense voer zit. Uit de twee Deense soorten komt 31,4% van de energie voort uit proteïne, tegenover 26,3% in het Nederlandse voer. “Ik geloof dat er uiteindelijk geen besparing wordt gemaakt op het gebruik van Nederlands voer. Als Ølgaard doorgaat Nederlands voer te gebruiken zal hij uiteindelijk kortere pelsen van lagere kwaliteit krijgen”, besluit Primdahl.

Peter Eleveld, Kopenhagen, 14 september 2018