Carian Posthumus Meijjer nieuwe landbouwraad in Rwanda en Uganda
Het ministerie van EZ heeft 48 afdelingen op Nederlandse ambassades waar landbouwraden en -attaché(e)s actief zijn. Maak kennis met de landbouwraad in Rwanda Carian Posthumus Meijjer. Zij is sinds zomer 2016 actief voor Nederlandse agrobedrijven die interesse hebben voor Rwanda en Uganda.
Een droombaan, zo omschrijft Carian Posthumus Meijjer haar functie als landbouwraad. Haar werkgebied omvat de landen Rwanda en Uganda. Zij is gestationeerd op de Nederlandse ambassade in Kigali, de hoofdstad van Rwanda. “In deze functie fungeer ik als schakel tussen de Nederlandse overheid en die in Rwanda en Uganda. Tegelijkertijd kan ik Nederlandse agrobedrijven in contact brengen met ondernemers hier. En dat op het gebied van land- en tuinbouw, één van belangrijkste economische sectoren die er is. Kan het nog interessanter?”
Na tien jaar werkzaam te zijn geweest bij het ministerie van Economische Zaken op de terreinen dierziektebestrijding en visserijbeleid is Carian naar het buitenland vertrokken. “Een functie in het buitenland heeft mij altijd getrokken. Dat mijn partner uit West-Afrika komt, is een van de redenen dat ik heb gesolliciteerd op deze functie.”
Wat zijn uw eerste indrukken?
“Rwanda is een mooi en veilig land met erg vriendelijke mensen. Het is ook een land dat volop in ontwikkeling is, overal wordt gebouwd. Zowel in Rwanda als in Uganda staat ontwikkeling van de agrarische sector hoog op de agenda van de overheid. De landbouw is cruciaal voor de voedselzekerheid in de regio en natuurlijk ook voor de werkgelegenheid.”
De geschiedenis van Rwanda kenmerkt zich door geweld tussen bevolkingsgroepen. Merkt u daar iets van?
“Rwanda doet er alles aan om ervoor te zorgen dat iedereen vreedzaam met elkaar samenleeft. In het aangrenzende land Burundi is er nog wel veel onrust. Dat is ook een belangrijke reden dat Burundi niet meer tot ons werkgebied behoort. Mijn voorgangster Teddie Muffels was nog wel voor Burundi actief.”
Hoe staat de agrarische sector ervoor?
“Rwanda en Uganda kennen beide een gunstig klimaat voor agrarische productie. Bodemvruchtbaarheid, temperatuur en de watervoorziening zijn in veel regio’s uitstekend. In potentie kan de productie in sectoren als melkveehouderij, tuinbouw en aardappelteelt flink omhoog. Een groot deel van de bevolking werkt in de landbouw, vaak op erg kleinschalige bedrijven. Door de enorme bevolkingsdruk is de druk op de grond groot. Positief is dat boeren steeds meer gaan samenwerken in coöperatief verband. Het is noodzakelijk om een transitie op gang te brengen naar een commerciële en op kennis gebaseerde landbouw. Dat is ook topprioriteit van de overheid. Ik ben ervan overtuigd dat het Nederlandse bedrijfsleven daar een bijdrage aan kan leveren.”
'Landbouw is cruciaal voor de voedselzekerheid in de regio'
Gebeurt dat al?
“Op relatief kleine schaal is een aantal Nederlandse bedrijven hier al aanwezig. In Rwanda heeft bijvoorbeeld Heineken een dochteronderneming en gaat DSM van start met de productie van kindervoeding. Beide bedrijven maken gebruik van lokale producten. Ook heeft Unilever concessie voor de productie van thee gekregen. In samenwerking met Greenport Holland en Dutch Horticultural Trade Board is begonnen met de opbouw van de groenteketen. Ook in Uganda zijn Nederlandse agrobedrijven actief, bijvoorbeeld uit de pootgoedsector. De overheden in deze twee landen zien Nederland als voorbeeld voor de ontwikkeling van hun agrarische sector. Men wil graag samenwerken.”
Voor welke sectoren liggen er kansen?
“We zijn op dit moment bezig om te onderzoeken in welke schakels van welke productieketens de Nederlandse agrosector de meeste toegevoegde waarde kan leveren aan de voedselzekerheid. Mijns inziens bieden de sectoren melkveehouderij, aardappelteelt, tuinbouw en pluimveehouderij aanknopingspunten. Maar dat gaan we nog verder invullen.”
Zijn er veel handelsbelemmeringen?
“In samenwerking met Nederlandse bedrijven en belangenorganisaties hebben de onderhandelingen met de Rwandese en Ugandese overheden inmiddels geresulteerd in verdere openstelling van Rwanda voor agrarische inputs. De regels die hiervoor gelden, zijn werkbaar. Maar het kan natuurlijk altijd beter. Ik zie het als een uitdaging om – samen met de veterinaire en fytosanitaire experts op het ministerie – de grenzen verder open te krijgen.”
September 2016