De praktijk van Wereldbankprojecten in India
De laatste twee maanden heb ik twee lopende landbouwprojecten van de Wereldbank bezocht. Ik nam deel aan de halfjaarlijkse Implementation Review and Support missies van de projecten Maharashtra Agricultural Competitiveness Project (2010-2018; $153 miljoen) en Uttarakhand Decentralized Watershed Development II Project (2014-2021; $170 miljoen).
Beide missies bestonden uit drie dagen veldbezoek aan dorpen en instellingen, gevolgd door diverse vergaderingen met de uitvoerende overheidsorganisatie. Maharashtra is een grote deelstaat waar landbouw goed ontwikkeld is, Uttarakhand een deelstaat in het noorden, grotendeels in de Himalaya. In beide staten wordt de landbouw gekenmerkt door kleine gemengde boerenbedrijven. 95% van alle landbouwbedrijven in India zijn kleine boeren met 0.8-2 ha landbouwgrond, 2-5 koeien, 1-2 ossen en veelal 10-15 geiten. Veel wegen zijn geasfalteerd maar de laatste kilometers naar dorpen zijn vaak onverhard. Snel gaat het niet: over een afstand van 200 km doe je snel 4 uur.
Uttarakhand
Het doel van dit project is het verhogen van de efficiëntie van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de productiviteit van regenafhankelijke landbouw door participatie van lokale gemeenschappen in geselecteerde micro-stroomgebieden van de deelstaat Uttarakhand.
Hier zijn veel jongere mannen uit de dorpen vertrokken op zoek naar werk in de steden, waardoor de landbouw vooral door vrouwen en oude mannen wordt uitgevoerd, en er zijn relatief veel mensen uit de laagste kasten en nomaden. De landbouw is zelfvoorzienend, het overschot wordt verkocht op lokale markten. De eerste jaren heeft het project vooral geïnvesteerd in het ontwikkelen van lokale samenwerking in zo’n 80 geselecteerde microstroomgebieden in de middelhoge Himalaya. Dit heeft geleid tot het oprichten van bijna 900 Farmers Interest Groups (FIG’s) waarvan zo’n 7500 boeren (51% vrouw) lid zijn. Tevens zijn in overleg met de FIG’s plannen ontwikkeld en in inmiddels uitvoering. Zo’n plan bevat o.m. aanleg van wateropvangbekkens, training van boeren, anti-erosiemaatregelen en ondersteuning van lage kasten en nomaden.
De meeste boer(inn)en waren blij met de ondersteuning van het project. Teelde men voorheen vooral rijst, tarwe en bonen, nu teelt men ook tomaten, pompoenen, pepers, kurkuma en granaatappels voor de markt, waarbij gecertificeerde biologische landbouw centraal staat vanwege de hogere marktprijzen en de al eeuwenlange vrijwel biologische praktijk hier.
Ook is de onderlinge samenwerking en samenhang verbeterd in de dorpen. Het gebied heeft qua productie goede kansen voor off-season productie dankzij de hoge ligging, specifieke regionale producten (bijv. rode nierboon en vingergierst), regionale branding, biologische landbouw, en sommige dorpen nabij grote steden en toeristische centra hebben een potentiële afzetmarkt in de hogere segmenten. Vervolgstappen die nu worden genomen zijn de uitrol naar andere dorpen, en het verbeteren van de markttoegang naar steden en retail. Hiervoor zijn 5 agribusinessorganisaties ingehuurd.
Maharashtra
De migratie naar de grote steden is hier minder schrijnend dan in Uttarakhand: er zijn nog veel jongere mannen actief in de landbouw, zodat bij de dorpsbijeenkomsten, in tegenstelling tot in Uttarakhand, hoofdzakelijk mannen aanwezig waren. Dit project heeft als doel het verbeteren van de productiviteit, winstgevendheid en markttoegang van de landbouwgemeenschap in Maharashtra. Dit richt zich vooral op productdiversifiëring, efficiënter en transparanter maken van Agriculture Produce Marketing Committees (APMC’s, een soort veilingen waarvan het bestuur democratisch gekozen wordt), opzetten en uitwerken van businessplannen van Farmer Produce Organisations (FPO’s) en fokprogramma’s voor de veeteelt.
Aangezien ik alleen drie APMC’s en vier FPO’s heb bezocht, zal ik me daartoe beperken. De FPO’s zijn in het algemeen goed georganiseerd, ze hebben allen een businessplan en richten zich op zaken als gezamenlijke gecertificeerde zaadproductie, productdiversifiëring (met name granaatappel), opslag, mechanisch sorteren, basale verwerking (één FPO had zelfs een verpakkingsmachine voor zowel retail als groothandel), gezamenlijke inkoop van zaad, kunstmest en pesticiden, rechtstreekse verkoop aan marktpartijen, marketing en branding (per FPO) en landbouwvoorlichting voor de leden.
Ook hier waren diverse FPO’s aan het omschakelen naar biologische landbouw vanwege de hogere marktprijzen.
De APMC’s hadden allemaal hun accountingsysteem gestandaardiseerd, en waren begonnen met elektronisch veilen, al waren de meesten daar pas een maand mee bezig.De voorlopers waren al zes maanden bezig en het percentage dat elektronisch geveild wordt stijgt maandelijks: één veilt zelfs alles al elektronisch. De voordelen zijn verhoogde transparantie, verbeterde boekhouding, minder kans op afspraken tussen handelaren onderling, beter inzicht bij boeren in het veilingproces en snellere (elektronische) betalingen aan boeren. Bovendien neemt de kans op corruptie af. Wel kampen APMC’s soms nog met het probleem dat boeren hun bankrekening niet gebruiken dus nog steeds contant uitbetaald willen worden.
Algemene bevindingen
Hoewel ik het natuurlijk van tevoren wel wist, is het toch anders om met eigen ogen te zien hoe landbouw bedreven wordt in deze twee verschillende deelstaten. Mijn referentiekader is toch van een andere orde. Mechanisatie vindt amper plaats, wieden en ploegen gaat nog met de hand of de os, maar arbeidskosten zijn hier ook laag. Gecombineerd met de kleinschalige bedrijven moet ik soms terug naar de landbouw uit mijn ouders’ jeugd. Aan de andere kant zijn de boeren wel degelijk bereid moderne technieken toe te passen, mits die op hun schaal kunnen, en willen ze graag hun (lage) inkomen verhogen. Ook voor de veilingen ging ik soms terug naar mijn vakantiewerk in de jaren zeventig op de groenteveiling in Leeuwarden. Alles wordt nog met de hand geladen en gelost, en het keuren gaat op het oog. Maar de gesprekken met de lokale gemeenschap waren af en toe wel verfrissend. Zo vertelde een boerin in Uttarakhand dat ze twee koeien had die geen melk leverden, maar dat ze daarvoor ook geen koeien hield, ze waren mestproducent, zodat ze haar eigen eten kon verbouwen. Daarnaast had ze nog een os voor het ploegen en zo’n tien geiten. Als ze contant geld nodig had verkocht ze een geit op de lokale markt, een soort cash goat dus. Een bijzonder, maar wel degelijk rationeel, businessmodel.
Mijn rol was met name de uitvoerende overheidsorganisaties en de door hen via tenders ingehuurde consultants te adviseren. Al met al zijn beide projecten een succes, Uttarakhand staat goed op de rails en in Maharashtra zijn al 2500 structurele banen gecreëerd (40% vrouw). Uitdagingen in Uttarakhand zijn transport, vooral voor de afgelegen dorpen, verwerking en verpakking, ondernemerschap in de FIG en, voor de minder afgelegen dorpen, omschakelen van zelfvoorziening (eigen behoefte) naar produceren voor de markt. Uitdagingen in Maharashtra kwaliteitsklassen, (zodat elektronisch op afstand bieden zin heeft vanwege zicht op kwaliteit), samenwerking tussen FPO’s in de regio voor marketing and branding, en inzicht verkrijgen in en inspelen op marktontwikkelingen. Zo zag ik overal boeren granaatappelboomgaarden aanplanten. De eerste granaatappeloogst heb je pas na 2 jaar, en dan kun je ca. 12 jaar doorgaan. Dit vergt toch een investering (zowel financieel als in land) van de kleine boeren, die financieel onder druk staan. Zelfmoord onder Indiase boeren is hoog en onder druk van boerenprotesten maakte de regering van Maharashtra vlak voor mijn bezoek 4 miljard euro vrij om boeren hun schulden kwijt te schelden. De nationale en internationale granaatappelmarkt is groot maar een (inter)nationale marktstudie zou meer inzicht in de marktontwikkelingen kunnen bieden.
Ondanks de lage mechanisatiegraad zijn er wel degelijk kansen voor Nederlandse kennis en technologie, met name op het gebied van uitgangsmateriaal (FPO’s zouden lokale leveranciers van Nederlands zaad kunnen worden), agro-logistiek en training. Wel moet je beseffen dat high-tech hier veelal nog een brug te ver is, low- en medium-tech bieden echter volop kansen. Het klimaat in Uttarakhand is geschikt voor bedekte teelt, al is de ruimte door het bergachtige gebied en de terrassenbouw beperkt. Wat betreft cold chain biedt Uttarakhand de komende jaren nog weinig kansen. Maharashtra biedt weliswaar meer perspectief, maar dan in een vervolgproject, aangezien dit project over een jaar stopt. Het gaat dan wel om de ontwikkeling van de hele keten, het plaatsen van lokale cold storages heeft geen toegevoegde waarde. Al zijn cold chains voor melk, vis, export, aardappelen redelijk goed ontwikkeld, voor groenten en fruit staat het nog in de kinderschoenen. Redenen hiervoor zijn een nog onderontwikkelde consumentenvraag naar kwaliteit, en het feit dat India verschillende klimaten heeft, waardoor er in het hele land bijna jaarrond geproduceerd kan worden (al is transport over grotere afstanden wel een probleem). Misschien is het nu nog te vroeg, maar de ontwikkelingen gaan hier razendsnel, kansen kunnen zomaar keren.
Tenslotte, het meest verrassend van mijn veldbezoeken vond ik de ontvangst in de dorpen. Ik heb toch heel wat veldbezoeken afgelegd in de wereld, maar een feestelijk onthaal met slingers van afrikaantjes of een tulband omgewikkeld krijgen was een nieuwe ervaring. In Uttarakhand liep het hele dorp steeds uit om ons te ontvangen, en bovendien was het een mooie aanleiding om een dorpsfeest te organiseren. Maar ook in Maharashtra kwamen de boeren uit de wijde omgeving naar de bijeenkomsten, terwijl je in de meeste landen alleen hun vertegenwoordigers tegenkomt.
By Fokke Fennema, Senior agriculture specialist
Agriculture Global Practice, South Asia Region – World Bank.
30 juni 2017