Frankrijk: nieuwe strategie reductie gebruik gewasbeschermingsmiddelen uitgebracht

Op 6 mei jongsleden bracht de Franse regering zijn nieuwe strategie Ecophyto 2030 uit, tot stand gekomen in nauw overleg met stakeholders. Deze strategie sluit meer bij de algemene EU-lijn aan  dan de vorige, met meer oog voor een gelijk speelveld binnen de EU en met derde landen, en met meer waarborgen voor boeren. 

Ecophyto 2030
Beeld: ©LaFranceAgricole

Doelstellingen

Het doel van de Ecophyto 2030-strategie is om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de risico’s daarvan in 2030 met 50% verminderd te hebben ten opzichte van de periode 2011-2013, om geen enkele boer zonder oplossing te laten zitten, met een aanpak die gebaseerd is op anticipatie, innovatie, de ontwikkeling van niet-chemische alternatieven en meer middelen voor ondersteuning.

Frankrijk zal zich aansluiten bij de algemene EU-lijn waar het gaat om toelating van gewasbeschermingsmiddelen, en niet meer strenger zijn dan de EU-lijn. Frankrijk zal in Brussel hameren op gelijke eisen voor importen uit derde landen, daar waar het gaat om gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (zogenaamde spiegelclausules). Wat de goedkeuring van alternatieve biocontrole-oplossingen betreft, dringt Frankrijk aan op een snelle hervatting van de besprekingen over het opzetten van een “fast track” goedkeuringssysteem voor producten. 
 

Vertaling in de praktijk

Concreet betekent dit:

  • De organisatie, sinds maart 2024, van een reeks bijeenkomsten gewijd aan “oplossingen en alternatieven voor verboden gewasbeschermingsmiddelen”. Het doel van deze aanpak is om de specifieke problemen op te lossen die boeren nu al ondervinden op het gebied van gewasbescherming, per molecuul en per gebruik, als gevolg van eerdere verboden. Deze bijeenkomsten moeten het mogelijk maken om overgangsmaatregelen te nemen als antwoord op deze moeilijkheden en moeten helpen om economisch duurzame alternatieve oplossingen te vinden. Concreet hebben de Commissie voor weesgeneesmiddelen (CUO) en haar operationeel technisch comité (CTOP) de opdracht gekregen om de moeilijkheden in de verschillende sectoren objectief te beoordelen en maatregelen te identificeren om ze aan te pakken. Dit werk zal het ook mogelijk maken om de Franse en Europese verbodsschema's op elkaar af te stemmen. 
  • Een gestructureerd plan voor het anticiperen op het mogelijk uit de handel nemen van werkzame stoffen in Europa en alternatieve technieken voor gewasbescherming te ontwikkelen (PARSADA). Doel is zich voor te bereiden en nieuwe technische impasses te voorkomen. Hiervoor zijn aanzienlijke financiële middelen vrijgemaakt (146 miljoen euro). Dit plan bouwt voort op de ervaringen die zijn opgedaan met eerdere actieplannen (zoals voor neonicotinoïden/bieten en fosmet/raapzaad) en speelt in op het voorziene tijdschema voor de evaluatie van stoffen op nationaal en Europees niveau. Een belangrijk aspect is ook dat Frankrijk zich aansluit bij de in de EU geharmoniseerde risico-indicator 1 (HRI1), en dus afscheid neemt van de eigen indicator voor de meting van reductie van gebruik (NODU). 
     

Er wordt in Ecophyto 2030 veel aandacht besteed aan de preventie van humane gezondheidsrisico’s op landbouwbedrijven als gevolg van de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. In dat kader worden ook talrijke educatieve initiatieven in de regio's genomen: communicatie met de verkopers van gewasbeschermingsmiddelen, sensibilisering van de leerlingen op landbouwscholen, coördinatie van de verschillende controleorganen, ... naar het voorbeeld van wat al wordt gedaan in Frans West-Indië in het kader van het chloordeconplan. 

Er wordt voorts veel nadruk gelegd op de bescherming van het publiek (omwonenden, kwetsbare personen). Hiertoe wordt een informatietool over de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen verspreid.

De regionale autoriteiten zullen eigen actieplannen opstellen voor de lokale toepassing van Ecophyto 2030, aangezien er behoefte is aan maatwerk en verantwoordelijkheden op regionaal niveau.

Voor wat betreft de ontwikkeling van biocontrole is het programma “Grand défi biocontrôle et biostimulants” (Grote uitdaging op biocontrole en biostimulanten) gelanceerd, met een subsidie van de Franse overheid van €42 miljoen euro. Het doel van de “Grand défi biocontrôle” is om het onderzoeks- en innovatie-ecosysteem voor bio-inputs radicaal te veranderen en het gebruik ervan als alternatief voor synthetische gewasbeschermingsmiddelen te versnellen.
 

PARSADA nader bezien

De eerste fase van dit plan bestond uit het identificeren van stoffen die waarschijnlijk in de komende 3 tot 5 jaar van de Europese markt zullen worden gehaald of waarvan het gebruik beperkt zou kunnen worden; vervolgens uit het identificeren, op basis van de mening van deskundigen, van toepassingen die dan onder druk komen te staan, d.w.z. waarvoor oplossingen ontbreken, om R&D-programma's te richten op het vinden van alternatieven. Bij het zoeken naar alternatieven worden de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming (uit bijlage III van Richtlijn 2009/128/EG) toegepast. Deze beginselen omvatten preventie van ziekte met behulp van digitale hulpmiddelen, het gebruik van geschikte landbouwapparatuur, prioriteit aan het gebruik van biologische of fysische biocontrole-methoden boven chemische gewasbeschermingsmethoden, het gebruik van resistente cultivars en het toepassen van evenwichtige bemestingspraktijken.

Chemische alternatieven mogen alleen als laatste redmiddel worden overwogen. De resulterende alternatieven worden opgenomen in sectorale actieplannen, en wetenschappelijk en technisch beoordeeld door een comité van deskundigen (het Wetenschappelijk en Technisch Comité). Het doel is betrouwbare alternatieven te ontwikkelen die vanuit sociaaleconomisch oogpunt aanvaardbaar zijn. Om dit te begeleiden zijn acht sectorale taskforces opgericht (Akkerbouwgewassen, Groenten en Fruit, Aromatische en Medicinale Planten en Hop, Wijnbouw, Tuinbouw, Zaden, Overzeese sectoren, Biologische Productie), geleid door teams van het Ministerie van Landbouw. De Franse regering trekt voor PARSADA jaarlijks 146 miljoen euro uit en daarnaast 50 miljoen euro voor investeringen in moderne landbouwapparatuur. Hieruit blijkt hoezeer het reduceren van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen een prioriteit blijft voor de Franse regering.

Resultaten vorige actieplannen

De maatregelen van de regering sinds 2017 en het Ecophyto II+-plan hebben voor het eerst sinds 2009 geleid tot een daling van het gebruik van synthetische gewasbeschermingsmiddelen. Er zijn twee duidelijke trends

in de verkoop van werkzame stoffen sinds de start van het Ecophyto II+ plan: 

  • een dalende trend in de verkoop van werkzame stoffen (exclusief biologische landbouw en biocontrole), met een daling van 20% in 2022 ten opzichte van het gemiddelde van 2015-2017; 
  • een gestage stijging van de verkoop van stoffen die zijn toegelaten voor gebruik in de biologische landbouw of biocontrole, met een stijging van 55% ten opzichte van het gemiddelde van 2015-2017. 

Bovendien is de algemene doelstelling van 50% minder gebruik nu bereikt voor : 

  • niet-agrarisch gebruik (openbaar groen, sportvelden, amateurtuinen, enz.), dat in 2022 nog slechts 0,2% van de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen uitmaakte; 
  • voor gebruik in de landbouw, de werkzame stoffen die het gevaarlijkst zijn voor de gezondheid (bewezen of vermoedelijke carcinogenen, mutagenen en reprotoxinen van categorie 1 (CMR 1)), die geleidelijk van de markt zijn gehaald en waarvan de verkoop sinds 2015 met 95% en sinds 2009 met 98% is gedaald.

Bij boeren in Frankrijk was echter zeer veel weerstand ontstaan tegen het in EU-verband voor de troepen uitlopen van de Franse regering. De roep om gelijkschakeling met de rest van de EU klonk luid, inclusief het overstappen op de algemeen geldende EU-indicator voor gebruik.