‘Markttoegang heeft in China topprioriteit’
Landbouwraden zijn wereldwijd op de economische afdelingen van vijftig Nederlandse ambassades werkzaam en bedienen meer dan zeventig landen. Maak kennis met Wouter Verhey, landbouwraad in China. Samen met collega Henk Stigter en lokale medewerkers behartigt Verhey in China de belangen van het Nederlandse agrobedrijfsleven.
Wouter Verhey werkt sinds september 2018 namens het ministerie van LNV als landbouwraad in Peking met als werkgebied China en Mongolië. Daarvoor was hij vier jaar landbouwraad in India en in een nog verder verleden in Mexico en Polen. Ook heeft hij diverse functies gehad op het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in Den Haag. Hij begon zijn loopbaan bij Staatsbosbeheer.
Export van groot belang
De export naar China is omvangrijk. Verhey kent de cijfers. Jaarlijks exporteert de Nederlandse agrofoodsector voor zo’n €3,5 miljard naar China. “Dat komt neer op de helft van de waarde van onze export naar heel Azië. Kortom, China is van levensbelang voor de Nederlandse landbouw. En wordt komende jaren nog belangrijker. De export neemt toe en aan die groei hoop ik als landbouwraad komende jaren een bijdrage te leveren.”
Landbouwraad, een mooie functie?
Verhey: “Absoluut. Dat kan ik zeggen op basis van mijn eerdere ervaringen in andere landen. Het is prachtig om werk te doen dat direct of indirect ten goede komt aan Nederlandse bedrijven. Een dankbare taak ook. Als het lukt om voor een bepaald product markttoegang te krijgen, ontvang je waardering van ondernemers die daar profijt van hebben.
Bovendien werk je als landbouwraad in het buitenland. Dat spreekt mij enorm aan. Elk land heeft zijn eigen cultuur. Recent heb ik vier jaar in India gewerkt, komende jaren in China. India is een democratie, China kent een geleide economie. Dat maakt mijn werk weer totaal anders.
China stond overigens bovenaan mijn lijstje van interessante landen. Niet alleen omdat het land voor de Nederlandse landbouw zo belangrijk is, maar ook omdat China een van de belangrijkste mondiale spelers is. Hier gebeurt veel op politiek en economisch gebied. Interessant om dat van dichtbij te kunnen observeren.”
Wat kunt u zeggen over de relatie tussen Nederland en China op landbouwgebied?
“Die is erg goed. Agrarisch Nederland heeft hier in China een goede naam. Chinezen zijn lovend over onze landbouwkennis, onze innovaties en zeker ook over de kwaliteit van onze landbouwproducten die hier op de markt komen. Vergeet niet dat de Nederlandse agrofoodsector hier al erg actief is, bijvoorbeeld in de zuivel, glastuinbouw en voedselverwerking. Men ziet wat wij presteren.
Dat goede imago van Nederland is trouwens ook een van de redenen dat veel Chinese studenten in Wageningen een opleiding volgen. Zij komen weer terug en fungeren dan als onbezoldigd ambassadeur van de Nederlandse landbouw. Onlangs was hier een bijeenkomst van oud-studenten van Wageningen UR. Allemaal Chinese landbouwingenieurs die weten wat Nederland op agrarisch gebied presteert.
Wat zijn uw topprioriteiten?
“Erg belangrijk is markttoegang. Dat geldt trouwens voor alle Nederlandse landbouwraden, maar vanwege de enorme bevolking heeft markttoegang hier helemaal topprioriteit. Mijn collega Henk Stigter is fulltime in overleg met de Chinese autoriteiten over fytosanitaire en veterinaire kwesties. Dat zegt waarschijnlijk genoeg.
Sinds kort mag Nederlands kalfsvlees de Chinese grens over. Het overleg daarover heeft meer dan vijftien jaar geduurd. We zijn nu bezig om toestemming te krijgen voor rundvlees van oudere dieren. Dat zal hopelijk minder tijd vergen. Uitgangsmateriaal voor de sierteelt, tomaten en appels staan ook op de wensenlijst. Wij zitten daar samen met Haagse collega’s bovenop.
Markttoegang is belangrijk, maar we doen veel meer. Ik noem een voorbeeld. Dit najaar bezoekt een Chinese delegatie Nederland om te bekijken wat wij allemaal doen op het terrein van dierenwelzijn. Ons landbouwteam bereidt dat voor. Wij zorgen ervoor dat het programma aansluit op de wensen van de Chinese deelnemers. Wij hopen dat ontwikkelingen in de Nederlandse veehouderij hier worden overgenomen. Meer welzijn is natuurlijk niet alleen van belang voor koeien en varkens in Nederland. Ook de Chinese consument heeft aandacht voor dit aspect van de veehouderij. Dat geeft druk op de sector hier om de bedrijfsvoering aan te passen. Denk aan de inrichting van stallen. En daar zijn Nederlandse bedrijven weer erg goed in.”
‘Markttoegang is belangrijk, maar we doen veel meer‘
Chinezen gaan steeds meer brood eten. Wat kan de Nederlandse foodsector daarin betekenen?
“Veel, en dat gaat ook gebeuren. Een consortium van Nederlandse bedrijven uit de industriële bakkerijsector is recent actief geworden in China. Dit PIB-consortium (Partners for International Business) biedt een totaaloplossing voor industriële Chinese bakkerijen, van deegmixers tot ovens en koelfaciliteiten.
En misschien het meest interessant: het consortium richt een demonstratie- en opleidingsinstituut op. Zoiets heeft zuivelconcern FrieslandCampina ook gedaan. Nederland is te klein om de hele wereld te voeden. Maar groot genoeg om de wereld te voorzien van moderne landbouwkennis en technologie. Daarom is het goed dat we onze kennis en technologie inzetten om de voedselproductie en –verwerking elders in de wereld op een hoger peil brengen.”
Contactgegevens
LNV team Nederlandse ambassade in Peking:
Email: pek-lnv@minbuza.nl
Tel: +86 10 8532 0260
Oktober 2018