Nederland voorop in zoektocht naar duurzame oplossingen
In december vorig jaar hebben de landen die betrokken zijn bij het VN-verdrag over biodiversiteit (Convention on Biological Diversity, 1992) een nieuw Global Biodiversity Framework (GBF) afgesproken voor de periode tot 2030. Elk land moet dit jaar dat wereldwijde plan vertalen in beleid. In Nederland, dat als eerste in de wereld tegen grenzen is opgelopen, wordt nu veel kennis ontwikkeld om oplossingen te vinden. Een gesprek met Lejo van der Heiden en Ton van Arnhem over het GBF en de kansen die het voor Nederland biedt.
Lejo van der Heiden is programmamanager Europese en Internationale Biodiversiteit bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Ton van Arnhem is landbouwraad in de Verenigde Staten en Canada vanuit de Nederlandse ambassade in Washington. Beiden waren in december aanwezig bij de COP15-conferentie (de vijftiende bijeenkomst van betrokken partijen bij het CBD-verdrag) in Montréal in Canada. ‘De deelnemers stellen telkens voor tien jaar een GBF op,’ vertelt Van der Heiden. ‘Dat had eigenlijk al twee jaar geleden moeten gebeuren in Kunming, in China, maar ging vanwege de pandemie niet door.’
Het had wat voeten in de aarde, maar er is in Montréal overeenstemming bereikt over een nieuw GBF met vier hoofddoelen en 23 bijbehorende actiedoelen. Van der Heiden: ‘We gaan bijvoorbeeld beter monitoren wat er echt wordt gedaan, zodat we snel kunnen bijsturen en niet pas achteraf constateren dat er doelen niet zijn gehaald.’
‘Als een farmaceutisch bedrijf winst maakt door een stofje uit een plant in het Amazonegebied te gebruiken, is het billijk dat de inheemse bevolking daar iets voor terugziet. ’
Financiering
‘Een belangrijk punt is de financiering van het beleid,’ vervolgt Van der Heiden. ‘Daarover is afgesproken dat er jaarlijks 700 miljard dollar wordt vrijgemaakt. Het grootste deel daarvan, 500 miljard dollar, komt beschikbaar door het stoppen van subsidies die schadelijk zijn voor biodiversiteit. De overige 200 miljard dollar komt uit allerlei publieke en private bronnen. Verder is afgesproken dat er een fonds komt voor ontwikkelingslanden van 20 miljard dollar in 2025 tot 30 miljard in 2030. Dat geld moet uit de officiële ontwikkelingskanalen (ODA) komen en is bestemd voor verbetering van de biodiversiteit in ontwikkelingslanden.’ Positief vindt Van der Heiden de betrokkenheid van de financiële wereld bij de conferentie in Montréal. ‘Het is heel belangrijk dat we de financiële instellingen hierbij betrekken, bijvoorbeeld om te voorkomen dat er investeringen worden gedaan die nadelig voor biodiversiteit zijn.’
Op de COP15-bijeenkomst zijn ook afspraken gemaakt over Digital Sequence Information, het delen van genetische kennis en de opbrengsten daarvan met ontwikkelingslanden. Een van de pijlers van het CBD verdrag was al een eerlijke verdeling van de opbrengsten uit de natuur, waarbij het bij de oprichting van het verdrag nog vooral over fysiek materiaal ging. ‘Als een farmaceutisch bedrijf winst maakt door een stofje uit een plant in het Amazonegebied te gebruiken, is het billijk dat de inheemse bevolking daar iets voor terugziet, ’ aldus Van der Heiden. ‘Nu zijn er ook afspraken gemaakt over het delen van de digitale genetische kennis en de opbrengsten daarvan.
Beschermen
In Montréal is onder meer vastgelegd dat voortaan voor 30 procent van de totale planeet gebiedsbeschermende maatregelen worden genomen om biodiversiteit te behouden en te bevorderen. ‘Het gaat om land, binnenwateren, kust en mariene gebieden,’ zegt Van der Heiden. Een derde van de aarde is niet niks, maar hoe realistisch en zinvol zijn de afspraken daarover? Van der Heiden: ‘Daar zitten vragen aan vast, zoals wat bescherm je dan en hoe doe je dat? Je kunt een leeg stuk van Afrika tot park uitroepen, maar als er geen handhaving is, hoe zinvol is dat dan? En als je je concentreert op die 30 procent en in de overige 70 procent van de aarde niets doet, heeft het dan zin? VN-afspraken zijn kwetsbaar, omdat er geen directe sancties volgen als je je er niet aan houdt. Maar door betere monitoring en rapportage heeft indirect het naming and shaming zeker wel effect. Internationale afspraken binnen de Europese Unie bijvoorbeeld, zijn veel meer bindend want daarop staan bij overtreding wel straffen. De mondiale afspraken over gebiedsbescherming passen overigens in eerder overeengekomen EU-beleid.’
‘Nederland loopt voorop in de wereld in het zoeken naar duurzame oplossingen in de landbouwsector.’
Rol landbouwattachénetwerk
Ton van Arnhem ziet in de monitoring een rol voor het Nederlandse landbouwattachénetwerk wereldwijd. ‘Landbouwraden kunnen in hun eigen werkgebieden de implementatie volgen. Ze kunnen ook zien hoe de integratie van biodiversiteit in de economie en andere maatschappelijke sectoren verloopt. En we kunnen de Nederlandse standpunten ten aanzien van biodiversiteit uitdragen.’
Hij ziet nog een mogelijkheid. Die hangt samen met de discussies over stikstof en de transitie naar duurzame landbouw. Van Arnhem: ‘Nederland loopt voorop in de wereld in het zoeken naar duurzame oplossingen in de landbouwsector. Als landbouwattachénetwerk zijn we bezig om het accent te verleggen van traditionele exportbevordering naar het stimuleren van duurzame landbouw- en voedselsystemen. Wij zoeken en bevorderen de synergie tussen overheden, bedrijven en kennisinstellingen op dit gebied. Samen ontwikkelen we oplossingen op maat.’
Internationale interesse
Van der Heiden vindt de internationale belangstelling voor de ontwikkelingen in de Nederlandse landbouw opvallend. ‘Minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof was vijf dagen in Montréal. Ze was verrast door de brede interesse en discussies over wat er bij ons gebeurt. Veel landen zijn groot genoeg om nu nog weinig last te hebben van de stikstofproblematiek. Is er bij een natuurgebied te veel uitstoot, dan vertrek je gewoon naar een gebied verderop. In Nederland kan dat niet, wij zijn als eerste tegen grenzen opgelopen, en ontwikkelen nu veel kennis om oplossingen te vinden. Daar kunnen we internationaal een sterk punt van maken, er bestaat veel belangstelling voor.’