België en Nederland: wat heeft de alternatieve eiwitsector nodig om te kunnen opschalen?

Hoe presteren innovatieve ondernemingen in de alternatieve eiwitsector en wat hebben ze nodig om op te schalen? Dit was de insteek van een inspiratiemiddag voor Nederlands-Vlaamse stakeholders, die op 24 oktober 2024 in Brussel werd georganiseerd door onze ambassade en de Vlaamse organisatie Next Food Chain.

Drie houten bakjes met verschillende soorten peulvruchten op houten planken met daarnaast verschillende soorten noten
Beeld: ©Canva

Programma van de inspiratiemiddag

De Nederlandse ambassadeur in België, Brechje Schwachöfer, opende de inspiratiemiddag met een speech waarin ze benadrukte dat Nederland bij de eiwittransitie een praktische en holistische insteek voor staat, waarbij ruimte is voor diverse landbouwvormen, maar ook voor heterogene consumentenkeuzes. Dat wil zeggen dat er ruimte is en blijft voor vleeseters, flexitariërs, vegetariërs en veganisten, maar dan wel duurzaam. Daarna volgde een korte presentatie van twee studies over de kansen van de eiwittransitie in Nederland en Vlaanderen door Leo Koning (Nederland – The Protein Community) en Vincent Smet (Vlaanderen – ProVeg Belgium). Daarna leidde Esther Molenwijk (van podcast ‘Studio Plantaardig’) een discussie tussen beleidsmakers en vertegenwoordigers van de industrie: Enya Wynants (Vlaamse overheid), Gelare Nader (Nederlandse overheid), Xavier van Ravestyn (Noble Health Food) en Ginger Barhorst (Oatly). Deze discussie werd daarna voortgezet in kleine groepjes deelnemers, die verschillende stellingen bespraken.

Zowel Vlaanderen als Nederland geniet wereldfaam met betrekking tot voedselinnovatie. Dankzij de vele kennis- en onderzoeksinstituten, degelijke infrastructuur, goed ondernemerschap en talrijke grensoverschrijdende samenwerkingen beschikken zij samen over een uitstekende startpositie om de marktkansen van de eiwittransitie ten volle te benutten.

Brechje Schwachöfer, Ambassadeur van Nederland in België.

Uitdagingen voor het upscalen van de sector

Samenvattend kwam naar voren dat de alternatieve eiwitsector nog jong is en dat hybride bedrijven hierin een betere kans hebben om te overleven. Start-ups in deze sector worden vaak gedreven door een sterke intrinsieke motivatie, maar de focus op economische prestaties ontbreekt soms. De stap naar de scale-up-fase blijkt lastig, en juist dan kan overheidssteun cruciaal zijn voor het voortbestaan. Ook samenwerken met een groot bedrijf kan overleving helpen bevorderen.

Daarnaast werden verschillende oplossingen voor succesvolle opschaling en groei besproken, zoals sectoroverschrijdende samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen, het vergroten van de zichtbaarheid van de sector en bedrijven, het verbinden van de hele keten, tijd en onderzoekssubsidies. Er werd ook aandacht besteed aan de ongelijke concurrentie met de dierlijke sector, die subsidies ontvangt (zoals uit het GLB en uit het Europese schoolmelk programma), terwijl alternatieven zoals plantaardige melk soms extra belast worden (bijvoorbeeld de ‘havermelktaks’). Het Nederlandse Voedingscentrum erkent plantaardige zuivelproducten bovendien niet, wat de concurrentiepositie verder bemoeilijkt. Ook werd benadrukt dat de retail een rol kan spelen door CO₂-uitstoot in het hele productieproces zichtbaar te maken.

Op het gebied van kennisdeling werd gewezen op het belang van betere informatievoorziening aan consumenten en educatie van kinderen, de consumenten van de toekomst. Tot slot werd ook erkend dat de plantaardige sector zichzelf beter moet organiseren, bijvoorbeeld op het gebied van lobby.

Begin van een meerjarig traject rond alternatieve eiwitten

Voor ons als LVVN-team was de uitnodiging van de Next Food Chain om dit evenement samen met hen te organiseren een heel mooi begin van een al langer sluimerende wens om ook een bilateraal traject rond alternatieve eiwitten op te starten. De basis van deze bijeenkomst werd gevormd door twee vergelijkbare studies over de bedrijfseconomische prestaties van startende innovatieve bedrijven in de alternatieve eiwitsector in zowel Nederland als Vlaanderen. Hoewel beide studies niet volledig zijn (overnames zijn bijvoorbeeld niet meegenomen), geven ze een goede indicatie van de prestaties en uitdagingen in de sector. Als vervolg op dit event hebben wij een vergelijkende studie over de alternatieve eiwitsector in Nederland, Vlaanderen én Wallonië besteld, waarvan wij de resultaten met geïnteresseerden willen delen tijdens een event volgend jaar.  Wordt vervolgd dus!